Het indienen van een bezwaar tijdens het openbaar onderzoek is niet langer vereist om op ontvankelijke wijze beroep te kunnen instellen tegen de omgevingsvergunning
Zoals reeds aangehaald in ons vorige nieuwsbericht, werd de ontvankelijkheidsvoorwaarde, die voorschreef dat de leden van het betrokken publiek in beginsel enkel toegang hadden tot het administratief beroep en het beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, indien zij deelnamen aan het openbaar onderzoek, middels het indienen van een gemotiveerd standpunt, opmerking of bezwaar, op veel kritiek onthaald en ter beoordeling voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof.
Met een arrest van 14 maart 2019 (nr. 46/2019) heeft het Grondwettelijk Hof de artikelen van de Codextrein die voormelde ontvankelijkheidsvoorwaarden hadden ingevoerd, vernietigd.
In haar arrest overwoog het Grondwettelijk Hof als volgt:
B.5.1. Zoals is vermeld in B.1.7 vergelijkt de decreetgever de bijkomende ontvankelijkheidsvereiste van de beroepen waarin de bestreden bepalingen voorzien met het bestaande vereiste van de uitputting van het voorafgaand administratief beroep voor het instellen van een jurisdictioneel beroep. Er zijn echter belangrijke verschillen tussen het openbaar onderzoek, enerzijds, en het administratief beroep, anderzijds.
B.5.2. Het openbaar onderzoek biedt aan het betrokken publiek een mogelijkheid tot
inspraak, die een waarborg biedt voor de vrijwaring van het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu en een goede ruimtelijke ordening (artikel 23, derde lid, 4°, van de Grondwet).
In tegenstelling tot wat geldt in de fase van het administratief beroep tegen een beslissing genomen in eerste administratieve aanleg, alsook in tegenstelling tot het beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen tegen een beslissing genomen in laatste administratieve aanleg, heeft het betrokken publiek, op het moment van het openbaar onderzoek, geen kennis van de beoordeling van de aanvraag door de vergunningverlenende overheid, noch van de inhoud van de eventueel vereiste adviezen, die tot doel hebben de vergunningverlenende overheid een stedenbouwkundige en milieutechnische onderbouwing te geven voor haar beslissingen met betrekking tot concrete vergunningsaanvragen. Het openbaar onderzoek heeft enkel betrekking op de vergunningsaanvraag, en, krachtens artikel 24 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning (B.S. 23 februari 2016), moeten de vereiste adviezen enkel ter inzage worden gelegd indien ze reeds beschikbaar zijn op de dag vóór de begindatum van het openbaar onderzoek.
B.5.3. Inzake omgevingsrecht is het doorgaans van essentieel belang, zowel voor de aanvrager van de omgevingsvergunning als voor het betrokken publiek, dat hun niet de dienst wordt ontzegd die een gespecialiseerde overheid kan bieden door hun situatie in concreto te beoordelen.
Zoals is opgemerkt in de parlementaire voorbereiding, draagt de actieve participatie van het betrokken publiek tijdens het openbaar onderzoek bij aan een doelmatige besluitvorming, doordat de betrokken overheid zo snel mogelijk op de hoogte wordt gebracht van eventuele bezwaren en relevante gegevens (Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, nr. 1149/1, p. 147).
De doelstelling om de vergunningverlenende overheid zo snel mogelijk van alle informatie te voorzien, verantwoordt echter niet dat de leden van het betrokken publiek verplicht worden om reeds een gemotiveerd standpunt, opmerking of bezwaar in te dienen op het ogenblik dat zij nog niet over alle relevante informatie beschikken, teneinde hun toegang tot het administratief en jurisdictioneel beroep te vrijwaren.
B.5.4. De bestreden bepalingen voorzien weliswaar in uitzonderingen voor het geval dat het beroep is ingegeven door een wijziging aan de vergunningsaanvraag, aangebracht na het openbaar onderzoek, wegens een in de bestreden vergunning opgelegde bijzondere milieuvoorwaarde, in het geval van een omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit, of wegens een in de bestreden vergunning opgelegde voorwaarde, in het geval van een andere omgevingsvergunning, of indien kan worden aangetoond dat het betrokken publiek wegens specifieke omstandigheden in de onmogelijkheid was om een standpunt, opmerking of bezwaar in te dienen tijdens het openbaar onderzoek.
B.5.5. Die uitzonderingen waarborgen echter niet dat de leden van het betrokken publiek, die pas in het kader van de bekendmaking van de uitdrukkelijk gemotiveerde beslissing genomen in eerste of laatste administratieve aanleg gewezen worden op elementen van de aanvraag die voor hen nadelige gevolgen kunnen hebben, voldoende toegang hebben tot respectievelijk de administratieve beroepsprocedure en het beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen.
Bovendien waarborgen die uitzonderingen evenmin de toegang tot de Raad voor Vergunningsbetwistingen voor de leden van het betrokken publiek die pas in het kader van de bekendmaking van de vergunningsbeslissing kennis krijgen van de schending van rechtsregels of algemene rechtsbeginselen die voor hen nadelige gevolgen kan hebben, en die tot de vernietiging van de beslissing kan leiden.
B.5.6. Het recht op toegang tot de rechter is een grondrecht dat met inachtneming van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet aan eenieder moet worden gewaarborgd. De beperking, in beginsel, van dat recht, voor de leden van het betrokken publiek, tot diegenen die in het kader van het openbaar onderzoek een gemotiveerd bezwaar, standpunt of opmerking hebben ingediend, is niet evenredig met de door de decreetgever nagestreefde doelstelling die in essentie erin bestaat de bestuurlijke geschillenbeslechting te stroomlijnen en te versnellen.
B.5.7. Het enige middel, in zoverre het is afgeleid uit de schending van de artikelen 10,
11 en 13 van de Grondwet, is gegrond.
B.6. Daar de overige grieven niet tot een ruimere vernietiging kunnen leiden, dienen ze
niet te worden onderzocht.
(eigen onderlijning)
De vernietiging door het Grondwettelijk Hof heeft tot gevolg dat deze ontvankelijkheidsvoorwaarde automatisch verdwijnt uit de regelgeving en dus niet meer kan worden toegepast.
Niettemin blijft het aangewezen steeds een bezwaar in te dienen tijdens het openbaar onderzoek en zo uw opmerkingen kenbaar te maken. Op die manier laat u de vergunningverlenende overheid toe hierop te reageren en/of hiermee rekening te houden.
Voor vragen hieromtrent kan u steeds (vrijblijvend) contact opnemen met Jo Blockeel (jo@blockeel-timmermans.be) of vraag om een afspraak in ons kantoor te Oudenaarde of Aalst.