Blockeel - Timmermans. Advocaten in vastgoed, omgevingsrecht en overheidsopdrachten

Inschrijvers op overheidsopdrachten opgelet: het verbeteren van vermoedelijke hoeveelheden is risky business geworden

Eenieder die regelmatig meedingt naar overheidsopdrachten voor (vooral) werken, is vertrouwd met de mogelijkheid om fouten in de hoeveelheden en leemten in de samenvattende meetstaat te verbeteren. In het bijzonder verbeteringen die – bij aanvaarding door de aanbestedende overheid – een vermindering van de hoeveelheid van de post tot gevolg hebben, zijn aanlokkelijk, nu in de rangschikking deze verbeteringen enkel tot voordeel strekken van de inschrijver die ze heeft opgemerkt. Hierbij is trouwens aan te stippen dat sinds het KB Plaatsing Overheidsopdrachten van 18 april 2017 deze “incentive” niet langer alleen geldt in de plaatsingsprocedure op basis van enkel het prijscriterium (voorheen de “aanbesteding” genoemd), maar ook in de openbare en beperkte procedure met meerdere gunningscriteria (voorheen de “offerteaanvraag” genoemd).

Het verbeteren van de hoeveelheden van de meetstaat is echter niet zonder meer mogelijk. Overeenkomstig artikel 79, § 2, van het KB Plaatsing Overheidsopdrachten van 18 april 2017 is dergelijke verbetering toegelaten voor enerzijds fouten in de forfaitaire hoeveelheden (steeds toegelaten) en anderzijds fouten in de vermoedelijke hoeveelheden “waarvoor de opdrachtdocumenten een dergelijke verbetering toelaten en op voorwaarde dat de voorgestelde verbetering minstens tien percent in meer of in min van de hoeveelheid van de post in kwestie bedraagt”.

Betreffende de mogelijkheid tot het verbeteren van de vermoedelijke hoeveelheden gaat het om een belangrijke wijziging in vergelijking met artikel 82 van het vroeger KB Plaatsing Overheidsopdrachten van 15 juli 2011, overeenkomstig hetwelk deze verbetering steeds was toegelaten op voorwaarde dat de voorgestelde verbetering minstens vijfentwintig percent in meer of in min van de hoeveelheid van de post in kwestie bedroeg.

Met andere woorden, waar onder het vroeger KB van 15 juli 2011 het toegelaten zijn van de verbetering van de vermoedelijke hoeveelheden de regel was (voor zover minstens 25% in meer of min) en het verbod de uitdrukkelijk in het bestek te bepalen uitzondering, geldt thans het omgekeerde: het verbod is de regel en de verbetering is enkel toegelaten, indien uitdrukkelijk bepaald door het bestek (en minstens 10% in meer of min).

In de praktijk valt het echter op dat inschrijvers deze gewijzigde principes – bewust of onbewust – niet steeds in acht nemen en vermoedelijke hoeveelheden verbeteren, terwijl het bestek hierover stilzwijgend blijft en dus deze verbeteringen niet toelaat. Hieraan zijn nochtans niet te miskennen risico’s verbonden.

In het beste geval zal de aanbestedende overheid geen rekening houden met de aan de vermoedelijke hoeveelheden aangebrachte verbeteringen, deze niet beoordelen en hieraan niet de (desgevallend voordelige) gevolgen van artikel 86, §§ 1 en 4, van het KB Plaatsing Overheidsopdrachten van 18 april 2017 verbinden (Raad van State, 15 februari 2018, nr. 240.730). Veeleer moet evenwel worden aangenomen dat de verboden verbetering van vermoedelijke hoeveelheden tot de substantiële onregelmatigheid en dus de uitsluiting van de betrokken offerte moet leiden. Dit ofwel op grond van het indienen van twee offertes, in het geval de verbeteringen in een afzonderlijk bijgevoegd document (een nota) worden voorgesteld, ofwel wegens het begaan van een onregelmatigheid die een rechtstreekse invloed heeft op de prijs en dus per definitie op de vergelijkbaarheid van de offertes (Raad van State, 1 maart 2018, nr. 240.865).

Inschrijvers zijn dus best aandachtig bij het verbeteren van de vermoedelijke hoeveelheden van de meetstaat. Vergewis er u van dat het bestek zulke verbeteringen wel degelijk – uitdrukkelijk – toelaat. Laat het bestek daarentegen de mogelijkheid tot het aanbrengen van verbeteringen aan de vermoedelijke hoeveelheden onvermeld, onthoud u dan van dergelijke verbeteringen.  

 

Jos Timmermans