Blockeel - Timmermans. Advocaten in vastgoed, omgevingsrecht en overheidsopdrachten

Inwerkingtreding belangrijke wijzigingen aan de procedure bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen!

Op 24 april 2017 zijn het Decreet van 9 december 2016 houdende wijziging van diverse decreten, wat de optimalisatie van de organisatie en de rechtspleging van de Vlaamse bestuurscolleges betreft (het “Wijzigingsdecreet) en het Besluit van 21 april 2017 van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges, wat de optimalisatie van de organisatie en de rechtspleging van de Vlaamse bestuursrechtscolleges betreft (het Wijzigingsbesluit) in werking getreden.

Een aantal van de belangrijke wijzigingen zijn de volgende:

  • De invoering van een rechtsplegingsvergoeding: de RVVB kan voortaan aan de in het gelijk gestelde partij een forfaitaire tegemoetkoming toekennen voor de kosten en erelonen van haar advocaat. Het basisbedrag bedraagt 700 euro, het minimumbedrag 140 euro en het maximumbedrag 1400 euro. Een verhoging is mogelijk waneer het beroep tot nietigverklaring gepaard gaat met een vordering tot schorsing bij hoogdringendheid of bij uiterst dringende noodzakelijkheid.
  • Afschaffing van de “laatste nota” van verweerder: Na de wederantwoordnota of toelichtende nota van de verzoekende partij kan geen laatste nota meer worden neergelegd door de verweerder. In de toelichting bij het Wijzigingsbesluit wordt hieromtrent gesteld dat in het kader van een jurisdictioneel beroep bij een administratief rechtscollege, waarbij de rechtsbescherming van de burger tegen de overheid wordt gegarandeerd,  de burger het laatste woord dientte krijgen in de procedure.
  • Er wordt een duidelijker onderscheid gemaakt tussen de procedure voor de gewone vordering tot schorsing bij “hoogdringendheid” (waarbij moet worden aangetoond dat de zaak hoogdringend is zodat de behandeling ervan onverenigbaar is met de behandelingstermijn van een vordering tot nietigverklaring) en de vordering tot schorsing bij “uiterst dringende noodzakelijkheid” (waarbij moet worden aangetoond dat de zaak uiterst dringend noodzakelijk is zodat de behandeling ervan onverenigbaar is met de behandelingstermijn van een vordering tot schorsing).
  • Tevens wordt met betrekking tot de schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid, de mogelijkheid voorzien dat de Raad, op verzoek van de verzoekende partij, bij wijze van voorlopige maatregel de schorsing kan bevelen zonder dat de partijen of sommige van hen zijn gehoord. In dat geval worden in het arrest dat de voorlopige schorsing beveelt, de partijen binnen drie dagen opgeroepen om te verschijnen voor de kamer die uitspraak doet over de bevestiging van de schorsing.
  • De voorwaarde van belangenschade bij het inroepen van een middel wordt ingevoerd. Bovendien beslecht de RVVb in zijn arrest alle aangevoerde middelen, waarvan het oordeelt dat de beoordeling nuttig kan zijn in geval van een nieuwe beslissing of een andere handeling van het bestuur.

Ons kantoor verleent u graag advies over, dan wel bijstand bij het inleiden van of tussenkomen in een procedure voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen.

 

Jo Blockeel