de omgevingsvergunning - bespreking van enkele nieuwigheden
Hierna worden enkele nieuwigheden van de omgevingsvergunning besproken.
Door een geïntegreerde aanpak (integrale beoordeling stedenbouwkundig en milieuluik, één openbaar onderzoek, geïntegreerde adviesverlening, enz.) wil men komen tot snellere en betere adviesverlening en tot het vermijden van tegenstrijdige beslissingen. Tevens wil de nieuwe regelgeving een oplossing bieden voor de vaak voorkomende (uitvoerings)problemen ingevolge de koppeling tussen de stedenbouwkundige vergunning en de milieuvergunning.
Hiertoe werd een omgevingsvergunning als nieuw instrument uitgewerkt, die (mits flankerende maatregelen) voor onbepaalde duur zal gelden.
ALGEMENE KRACHTLIJNEN
Het Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning (kortweg “het Omgevingsvergunningsdecreet”) is van toepassing op projecten, d.i. het geheel van zowel stedenbouwkundige handelingen als de exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten (kortweg “IIOA”), of een van die elementen, dan wel het verkavelen van gronden.
Hierbij blijft een vergunningsplicht gelden voor stedenbouwkundige handelingen, het verkavelen van gronden, de exploitatie van een ingedeelde inrichting/activiteit klasse 1 of 2 en vanaf 1 januari 2018 ook voor kleinhandelsactiviteiten (in de toekomst komt daar nog het wijzigen van vegetatie bij). Daarnaast blijft een meldingsplicht voor stedenbouwkundige handelingen en de exploitatie van een ingedeelde inrichting/activiteit klasse 3 behouden.
Belangrijk hier is dat wanneer sprake is van gemengde projecten, dit zijn projecten waarbij de uitvoering van stedenbouwkundige handelingen en de exploitatie van ingedeelde handelingen/activiteiten (en mettertijd kleinhandelsactiviteiten en het wijzigen van vegetatie) onlosmakelijk verbonden zijn, het indienen van afzonderlijke aanvragen in beginsel onmogelijk is.
HET BEPALEN VAN DE BEVOEGDE OVERHEID: TWEE SLEUTELMOMENTEN
Eens vaststaat of een project onder het toepassingsgebied van het Omgevingsvergunningsdecreet valt en of een vergunningsplicht, dan wel een meldingsplicht geldt, dient de bevoegde overheid in eerste aanleg te worden vastgesteld.
Dit gebeurt grosso modo aan de hand van twee sleutelmomenten:
- Als eerste stap dient te worden nagegaan of het beoogde project op de lijst Vlaamse Projecten (Vlaamse regering = bevoegd) of de lijst Provinciale Projecten (deputatie = bevoegd), vastgesteld door het “Besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten in uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning”, staat.
- Indien het project niet op voormelde lijsten terug te vinden is, dient de nieuwe indelingslijst (terug te vinden bij Vlarem II na inwerkingtreding van het Omgevingsvergunningsdecreet) te worden geraadpleegd. Betreft het een klasse-1 inrichting dan is de deputatie de bevoegde overheid
In de overige gevallen is het college van burgemeester en schepenen de bevoegde overheid in eerste aanleg.
TWEE PROCEDURES: DE VEREENVOUDIGDE PROCEDURE EN DE GEWONE PROCEDURE
Nu bepaald is wie de bevoegde overheid is, dient nog de te volgen procedure worden bepaald. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de vereenvoudigde procedure en de gewone procedure.
De vereenvoudigde procedure is de uitzonderingsprocedure die van toepassing is, bijvoorbeeld wanneer de aanvraag betrekking heeft op uitsluitend stedenbouwkundige handelingen waarbij de handelingen worden uitgevoerd in een gebied waarvoor een gemeentelijk of provinciaal RUP, een BPA of een niet-vervallen verkaveling bestaat en het aangevraagde in overeenstemming is met de bepalingen ervan. De vereenvoudigde procedure is eveneens van toepassing wanneer de aanvraag slaat op het verkavelen van gronden of de bijstelling van dergelijke omgevingsvergunning wanneer de handelingen worden uitgevoerd in een gebied waarvoor een gemeentelijk of provinciaal RUP, BPA of niet-vervallen verkaveling bestaat en het aangevraagde in overeenstemming is met de bepalingen ervan, op voorwaarde evenwel dat dit plan zowel bestemmingsvoorschriften als voorschriften voor de inplanting, de grootte en het uiterlijk van de constructies bevatten.
Wat de voorgeschreven beslissingstermijnen betreft, dient benadrukt dat deze (momenteel nog) worden beschouwd als vervaltemijnen. Ingeval geen uitdrukkelijke beslissing wordt genomen, betekent dit dat een stilzwijgende weigering (eerste aanleg) of stilzwijgende afwijzing (in beroep) tussenkomt.
Een belangrijke oplossingsgerichte vernieuwing betreft het gegeven dat lopende de aanvraagprocedure, desgevallend mits het organiseren van een (nieuw) openbaar onderzoek en het inwinnen van (aanvullende) adviezen, wijzigingen kunnen worden aangebracht aan de aanvraag of de plannen.